this issue
previous article in this issuenext article in this issue

Preview first page
Document Details :

Title: Hoe goed kende Simon Vestdijk zijn Hartmann von Aue?
Subtitle: 'De Arme Heinrich' intertekstueel gelezen
Author(s): DAUVEN-VAN KNIPPENBERG, C.
Journal: Spiegel der Letteren
Volume: 39    Issue: 1   Date: 1997   
Pages: 37-51
DOI: 10.2143/SDL.39.1.2003821

Abstract :
Toen in het najaar van 1958 Vestdijks roman ‘De arme Heinrich’ verscheen oogstte dit derde deel van de romancyclus rond de dirigent Victor Slingeland en de schrijver S. bij enkele van de meest vooraanstaande literatuurcritici maar weinig bijval. Kees Fens bijvoorbeeld vond in ‘De Linie’ van 18 oktober 1958 dat de roman „te zeer snipperwerk” bleef, dat „ook Vestdijk het lot der trilogieschrijvers niet bespaard [is] gebleven: van de top van deel I dalend naar het dal van deel drie”. In de letterkundige kroniek van de ‘Leeuwarder Courant’, eveneens van 18 oktober 1958, vond Anne Wadman, zichzelf „een Vestdijk-bewonderaar” noemend, dat de schrijver met ‘De arme Heinrich’ aan de grenzen van zijn meesterschap was gekomen, wat de recensent ook door de titel van zijn bijdrage — ‘Het meesterschap en zijn grenzen’ — te kennen gaf. Niet alleen zou ‘De arme Heinrich’ „stomvervelend” zijn, maar ook „een boek zonder achtergrond, zonder ruimte om zich heen, zonder horizon”, zo Wadman. En bijna vier decennia later kwam Maarten ’t Hart, die samen met Hugo Brandt Corstius voor het ‘NRC Handelsblad’ een serie verslagen over de romans van Vestdijk schreef, bij zijn bespreking van ‘De arme Heinrich’ op 11 maart 1995 tot de conclusie dat er voor deel drie van de Slingeland-trilogie „te weinig dramatiek overgebleven” was en dat bovendien „een knappe afronding” min of meer uitbleef.

Download article