this issue
previous article in this issuenext article in this issue

Document Details :

Title: Het derde advies van het Belgisch raadgevend comité voor bio-ethiek betreffende de geslachtskeuze
Author(s): SCHOTSMANS, Paul
Journal: Ethische Perspectieven
Volume: 8    Issue: 1   Date: Maart 1998   
Pages: 22-26
DOI: 10.2143/EPN.8.1.563147

Abstract :
De Vlaamse Minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Wivina Demeester-De Meyer, vroeg reeds op 29 maart 1996 een advies in verband met geslachtskeuze aan het Raadgevend Comité. Het advies werd uiteindelijk op 17 november 1997 door het Comité goedgekeurd en aan de Minister overhandigd. De vraag van de Minister werd als volgt geformuleerd:

'Gelet op artikel 8 van het Samenwerkingsakkoord van 15 januari 1993 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor Bio-ethiek wens ik als minister die in de Vlaamse regering bevoegd is voor het gezondheidsbeleid de volgende vragen voor advies voor te leggen aan het Comité:
Over de gehele wereld bestaan er enkele tientallen klinieken voor geslachtskeuze. De meeste klinieken bevinden zich in de Verenigde Staten, Azië en het Midden-Oosten. In januari 1993 werd in Londen de eerste ‘Gender Clinic’ in Europa geopend. Ook de eerste Nederlandse kliniek is inmiddels een feit. In november 1995 werd in de media bekendgemaakt dat de oprichters van deze Nederlandse kliniek plannen hadden om een dergelijke kliniek in Vlaanderen op te richten.

— Welke technieken bestaan er in de huidige stand van de medische wetenschap inzake geslachtskeuze? Wat is hun betrouwbaarheid?
— Welke zijn de medische indicaties waarvoor deze technieken kunnen worden aangewend? Zijn
er naast strikt medische indicaties nog andere indicaties denkbaar?
— Wat zijn de risico’s verbonden aan deze techniek voor het niet-geboren leven, voor het individu, voor groepen in de samenleving en voor de samenleving als zodanig?
— Zijn deze risico’s van die aard dat een ongecontroleerde toepassing van deze technieken niet verantwoord is?
— Biedt het bestaande recht mogelijkheden om ongewenste toepassingen van deze technieken te voorkomen of te bestrijden? Zo neen, is er aanleiding om wetgevend op te treden of om op andere wijze de totstandkoming van regels ter voorkoming van ongewenste toepassingen te verwezenlijken (bijvoorbeeld gedragscodes; medische deontologie en dergelijke)?
— Zijn er desbetreffend aanknopingspunten te vinden in het beleid dat wordt gevoerd in Engeland en Nederland, waar dergelijke klinieken reeds bestaan?'

Download article