previous article in this issue | next article in this issue |
Preview first page |
Document Details : Title: Vijftig jaar mensenrechten Author(s): Journal: Ethische Perspectieven Volume: 8 Issue: 1 Date: Maart 1998 Pages: 40-41 DOI: 10.2143/EPN.8.1.563151 Abstract : J. DE TAVERNIER & D. POLLEFEYT (red.), Heeft de traditie van de mensenrechten toekomst. Leuven, Acco, 1998, 251 p. Op 10 december 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens plechtig afgekondigd in New York. In de aanhef van de Verklaring wordt gezegd dat de “erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld.” Eertijds schreef B.J. De Clercq: “In de wereld vandaag, waarin het hemels baldakijn van een religieus geloof zijn overkoepelende kracht lijkt verloren te hebben, verschijnen de verklaringen over de rechten van de mens als het meest universele Credo dat ooit werd beleden en dat geen ketters of afvalligen schijnt te kunnen dulden” (Politiek en het goede leven. Leuven, Acco, 1981, p. 17). Sinds het einde van de achttiende eeuw verlaat men de eeuwenoude idee dat de rechten en belangen van het individu ondergeschikt zijn aan de zorg om het algemeen welzijn. In het moderne politieke denken staat het soevereine individu met het natuurlijk recht op vrije zelfbeschikking voorop. Dit was de geschikte voedingsbodem voor het ontstaan van de mensenrechten. |
|