previous article in this issue | next article in this issue |
Preview first page |
Document Details : Title: De schuldconceptie in Vondels 'Jephta', 'Koning David herstelt' en 'Faëton' Author(s): KONST, J. Journal: Spiegel der Letteren Volume: 39 Issue: 3-4 Date: 1997 Pages: 263-284 DOI: 10.2143/SDL.39.3.2003802 Abstract : Rond 1660 schreef Vondel in een periode van nog geen vijf jaar drie tragedies waarin een vader over leven en dood van zijn zoon of dochter moet beslissen. Zo worstelt in Jeptha of offerbelofte (1659) de titelheld, die zich gebonden weet aan een heilige eed, met de vraag of hij zijn dochter Ifis al dan niet aan God moet offeren. In Koning David herstelt (1660) dwingt de machtsovername van Absolon diens vader, de wettige vorst der Israëlieten, zich te beraden op mogelijke stappen tegen zijn zoon: volstaat het de jongeman af te zetten, of dient hij met de dood te betalen voor zijn coup? In Faëton of reuckeloze stoutheit (1663) tenslotte wordt door de gezamenlijke goden van Febus (Apollo) geëist, dat hij instemt met een aanslag op zijn sterfelijke zoon Faëton, omdat deze, niet bij machte de zonnewagen te besturen, de aarde dreigt te verwoesten. Met veel nadruk en psychologische diepgang heeft Vondel het dilemma getekend waar Jeptha, David en Febus zich voor gesteld zien. Hun pogingen tot op het allerlaatste moment een uitweg te vinden, gevoelens van machteloosheid en de afwisseling van hoop en vertwijfeling krijgen de volle aandacht. Daardoor kunnen de toeschouwers zich goed in de gewetensnood van Vondels protagonisten verplaatsen. Uiteindelijk laten Ifis, Absolon en Faëton alledrie het leven, terwijl hun respectievelijke vaders achterblijven in het besef dat ze ieder op eigen wijze aandeel hebben gehad aan de dood van hun kinderen. |
|